Rekening houdend met nieuwe productietechnieken en verduurzaming en afhankelijk van de economische groei is tot 2030 5.500 – 9.500 ha bedrijfsruimte nodig (+10-17% t.o.v. 2018) en voor kantoren 3-5 miljoen m2 bruto vloeroppervlak, bovenop de huidige 42 miljoen m2 (+6-11%).
Dit blijkt uit een studie die door Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer is aangeboden. De resultaten zijn gebaseerd op een nieuw door Buck Consultants International en het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid ontwikkeld landelijk prognosemodel.

Wat is de behoefte aan bedrijfs- en kantoorlocaties tot 2030? Daar waar woningbouw, natuur & landschap en energietransitie onderbouwde ruimteclaims hebben bij het opstellen van nationaal en regionaal ruimtelijk ordeningsbeleid, ontbrak een actuele raming voor werklocaties. Met een innovatieve methodiek hebben Buck Consultants International en het Economische Instituut van de Bouw (EIB) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat deze vraag beantwoord.

Bedrijventerreinen

Uit onderstaande samenvattende tabel blijkt dat de ruimtevraag varieert per sector, met de logistieke en groothandelssector als grootste ruimtevragers. Een deel van de ruimtevraag kan op bestaande of geplande terreinen worden gefaciliteerd. De ruimtevraag is in West- en Zuid-Nederland het grootst.

Additioneel ruimtegebruik tot 2030 op formele bedrijfsterreinen (in ha)

 

Bron: BCI/EIB, 2019

Kantoren

Het ruimtegebruik in kantoren in 2010 groeit tot 2030 van 40 miljoen m2 naar 45 respectievelijk 47 miljoen m2, afhankelijk van het economisch scenario.

Additioneel ruimtegebruik in 2030 in kantoorgebouwen van 1000 m2 bvo

Bron: BCI/EIB, 2019

Nieuw

“De ramingen zijn opgesteld in samenwerking met een Klankbordgroep waarin vertegenwoordigers van het Centraal Planbureau, Planbureau voor de Leefomgeving, de provincies en het Rijk hebben toegezien op de methodiek en de resultaten. De acceptatie van onze ramingen is groot, zo bleek ook uit een recente enthousiaste expertbijeenkomst. Eindelijk hebben we weer in Nederland breed geaccepteerde nationale en landsdelige ramingen”, aldus projectleiders Paul Bleumink, managing partner bij Buck Consultants International en Taco van Hoek, directeur EIB.

Werkwijze

De BCI/EIB-methodiek kent 3 onderdelen. Allereerst is de huidige situatie in kaart gebracht en zijn de ontwikkelingen in 18 bedrijfstakken gekoppeld aan de lange termijnscenario’s van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau. Door een innovatieve koppeling en via data-analyses van LISA, BAG, IBIS en Kadaster is op gedetailleerd niveau het ruimtegebruik in de afgelopen jaren in kaart gebracht. Vervolgens zijn prognoses tot 2030 gemaakt met per bedrijfstak de verwachte groei in toegevoegde waarde en arbeidsvolume.
Tot slot is dit vertaald in toekomstige ruimtevraag.

Behoefte bedrijventerreinen

Een eerste confrontatie van vraag en aanbod van bedrijventerreinen in de vier landsdelen leidt tot interessante conclusies. In alle vier landsdelen is het planaanbod (hard en zacht) voldoende om te voldoen in het behoedzaam scenario, met een geringe economische groei in de periode tot 2030. Toch zullen in de landsdelen West en Oost ook dan zachte plannen omgezet moeten worden in uitgeefbare terreinen. In het gunstige scenario is in alle landsdelen (met uitzondering van Zuid) de vraag groter dan het harde en zachte planaanbod. Uiteraard verschillen de situaties in de regio’s binnen de vier landsdelen: in elk landsdeel zijn regio’s aan te wijzen met een ruim aanbod, maar ook regio’s met een tekort aan terreinen (ook in het behoedzaam scenario).
“De vraag naar terreinen kan ook voor een deel worden ingevuld door het beter benutten van het bestaand aanbod door verdichting en door herontwikkeling van verouderde terreinen. Die laatste opgave wordt alleen maar urgenter in het kader van het beleid omtrent energietransitie, klimaat en stikstof”, aldus Taco van Hoek.

Regio’s aan zet

Provincies en regio’s kunnen de nationale ramingen benutten om op provinciaal niveau of op regionaal niveau een betrouwbare bandbreedte te kunnen bepalen voor de vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. In die doorvertalingen naar provincies en regio’s moet rekening worden gehouden met de specifieke sectorstructuur en de groei van de (beroeps)bevolking in die gebieden, zo geeft Bleumink aan. “Maar dan ben je er nog niet. Er zullen bestuurlijke keuzes gemaakt moeten worden of de ruimtevraag wél of niet geaccommodeerd zal worden. De raming biedt inzicht in de vraag die macro gezien op Nederland afkomt, maar de vraag wat wenselijk is en waar deze vraag geaccommodeerd moet worden, vormen beleidsmatige keuzes en dienen decentraal gemaakt te worden”.

Vervolg

Bleumink merkt verheugd op dat tal van provincies en regio’s nieuwe ramingen en plannen willen laten maken door Buck Consultants International/EIB. “Onze methodiek is zodanig opgebouwd dat nu ook provincies en regio’s op coherente en transparante wijze prognoses kunnen opstellen die aansluiten bij door het Rijk erkende nationale en landschappelijk prognoses. Dat is dan een solide basis voor bedrijfslocatievisies en regionale planningen”.

Voor de brief van Minister Wiebes en het rapport dat aan de Tweede Kamer is gestuurd, klik hier.

Thema's

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI