De coronatijd werpt nieuw licht op de discussie over reshoring en nearshoring, het terug- en dichterbij halen van productie uit lagelonenlanden. Hoeveel risico willen bedrijven in de toekomst lopen? Levert een terugkeer van buitenlandse productie daadwerkelijk banen dichtbij huis op?

De medische mondkapjes. Op het moment dat de coronapandemie een jaar geleden in alle hevigheid losbarstte, waren ‘we’ afhankelijk van het buitenland. In Nederland werd namelijk geen enkel medisch mondmasker geproduceerd, wat veel stof deed opwaaien. Want waarom voorzagen we niet zelf in die behoefte?

Bij de tweede golf was het deels zover: Koninklijke DSM en VDL Groep hadden een joint venture opgericht. Onder de naam Dutch PPE Solutions worden sinds afgelopen najaar in Helmond medische mondmaskers, type FFP2, geproduceerd. De filters in kapjes werden in eerste instantie nog ingekocht, maar vanaf april van dit kalenderjaar moet in Geleen ook een productielocatie voor meltblown polypropyleen, de kritische filterlaag in medische gezichtsmaskers die virussen filtert, operationeel zijn. Deze locatie zal de eerste in Nederland zijn waar dit materiaal wordt vervaardigd.

Lukt dat, dan zijn de medische mondkapjes een jaar na dato niet meer made in China, maar van ‘Nederlands fabrikaat’. Dutch PPE Solutions biedt met de productielocaties in Helmond en Geleen werkgelegenheid aan ‘enkele tientallen medewerkers’. Maar wellicht nog belangrijker zijn andere voordelen. President-directeur Willem van der Leegte van VDL Groep liet optekenen dat de coronacrisis de voorbije maanden heeft aangetoond dat een pandemie zich niet laat sturen. ‘Het is belangrijk dat werelddelen gaan voorzien in de eigen behoeften. We zijn het aan onszelf verplicht om dicht bij huis zekerheden te creëren.’ Pieter Wolters, directeur van Dutch PPE Solutions en vice-president van DSM Innovation, sloot zich daar in soortgelijke bewoordingen bij aan: ‘De behoefte aan betrouwbare leveringsketens is groter dan ooit.’

Kwetsbare kanten

Het voorbeeld over de medische mondkapjes staat niet op zich. De wereldwijde lockdown leidde, zeker vorig jaar, tot tal van problemen. Vraaguitval, gestremd transport, leveringsproblemen voor specifieke onderdelen, dichte grenzen, productie die stilviel. Ook in Nederland, waar zo’n 12 procent van het bruto binnenlands product direct in de industrie verdiend wordt, ondervonden grote groepen ondernemers daar de directe en indirecte gevolgen van. ‘Corona heeft laten zien wat de kwetsbare kanten van de wereldwijde supplychain zijn’, reageert Fons de Zeeuw, als manager International werkzaam bij Oost NL. ‘We dachten dat we met onze just in time delivery behoorlijk goed in konden schatten wanneer wat nodig is, maar corona was een te grote disruptive. Alles liep vast.’

Daarmee is de discussie over reshoring en nearshoring, het terug- en dichterbij halen van de productie uit lagelonenlanden, nieuw leven ingeblazen. ‘Het onderwerp was al regelmatig onderwerp van gesprek. Bij veel bedrijven is al enkele jaren sprake van een sluimerende onrust over de inrichting van hun productieketens. Corona zet de discussie over reshoring verder op scherp’, denkt De Zeeuw.

Onderwerp van gesprek

Maar de discussie en trend spelen al langer en breder. De Zeeuw: ‘De afwegingen die aan boardrooms gemaakt worden, zijn inmiddels veel strategischer dan pakweg tien jaar geleden. De nadruk die door corona op de kwetsbare kanten van productieketens ligt, is natuurlijk belangrijk, maar er spelen voor ondernemers meer overwegingen mee.’ Zo is er de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Nederlandse bedrijven steeds nadrukkelijker voelen. De massieve uitstoot van broeikasgassen voor transport over zee, door de lucht en over wegen strookt niet met uitgesproken klimaatambities. ‘Het ongemak over de footprint neemt toe. Het ideaal van reshoring en nearshoring is dat je in staat bent om ketens kleiner en inzichtelijker te maken’, legt De Zeeuw uit.

En wat te denken van ontwikkelingen als de brexit, de handelsoorlog tussen China en de Verenigde Staten en andere geopolitieke spanningen, waardoor sommige landen hun toevlucht zoeken tot protectionistische maatregelen? Door die onzekerheden lijkt het steeds meer ondernemers een prettige gedachte om hun productie terug naar Europa of de Benelux te halen. Tel daarbij op dat we mede door robotisering en andere vormen van smart industry in staat zijn om dicht bij huis efficiënter, sneller en goedkoper dan voorheen te produceren. ‘Het speelt de discussie over reshoring allemaal in de kaart’, geeft De Zeeuw aan.

Kunnen we stimuleren?

Mede als gevolg van de coronacrisis deed de Tweede Kamer ook een duit in het discussiezakje. Middels een motie riep een meerderheid van de Tweede Kamer afgelopen zomer oud-minister Eric Wiebes (Economische Zaken) op om uit te zoeken of reshoring gestimuleerd kon worden. De Denktank Coronacrisis, een initiatief van de Sociaal-Economische Raad (SER), werd daarop gevraagd om een advies uit te brengen.

Dat advies kwam eind januari, waarin SER-voorzitter Mariëtte Hamer een relativerende toon aansloeg. ‘Het is geen wondermiddel waarmee meer leveringszekerheid en een versterking van de industrie bereikt kan worden’, schrijft Hamer. Wel ligt het anders in tekortsituaties van essentiële producten zoals mondkapjes. ‘Dan kan reshoring een bijdrage leveren aan een hogere productie om aan een piekvraag te voldoen. Het is dan wel verstandig om daarbij zoveel mogelijk op Europees niveau samen te werken.’

Hoewel het dus geen wondermiddel is, ziet de SER wel kansen voor reshoring. Het verkorten van productieketens door het terughalen van productie naar Nederland wordt gezien als een van de mogelijkheden waarop bedrijven hun productieketens minder kwetsbaar kunnen maken. Maar of reshoring of soortgelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst vaker zullen voorkomen, is volgens het adviesorgaan van het kabinet afhankelijk van de afwegingen en businessmodellen die bedrijven gebruiken om hun strategie te bepalen. ‘En welke strategie gekozen wordt, hangt af van factoren zoals de omvang van het bedrijf, de uitgangssituatie, de sector waarin het bedrijf actief is en het land waarheen is uitbesteed.’ Verder zijn er andere manieren denkbaar om de kwetsbaarheid van ketens te verkleinen en de transparantie te verhogen binnen ketens die steeds complexer worden. Ondernemingen zouden met het oog daarop ook kunnen investeren in blockchain of soortgelijke technologieën.

Het sluit aan op de bevindingen van De Zeeuw, die afgelopen zomer al met diverse ondernemers uit Oost-Nederland in gesprek ging over de wensen en mogelijkheden voor reshoring. Tijdens een webinar, waar ook Buck Consultants International een bijdrage aan leverde, werd in kaart gebracht wat de belangrijkste indicatoren en strategieën zijn. ‘Het maakt verschil of een bedrijf concurreert op prijs of kwaliteit. Wie de beste wil zijn in zijn of haar branche, zal ook meer grip en inzicht willen op de productieketen. In dat geval kan ik mij goed voorstellen dat een ondernemer bezig is met het thema. Het predicaat made in Holland of made in Europe kan strategisch gezien voor de klantoriëntatie in dat geval een verschil maken. Maar wie focust op de kosten van arbeid, blijft waarschijnlijk in Azië produceren.’

Verschillende vormen van reshoring

Overigens zijn er veel verschillende strategieën denkbaar rondom het thema. Zo is er de ‘China+1- strategie’, wat inhoudt dat er een tweede fabriek buiten China wordt opgezet. Ook is er nearshoring mogelijk: daarmee wordt het productieproces niet teruggehaald naar Nederland, maar bijvoorbeeld naar Zuid-Europa. ‘Daar kunnen geopolitieke redenen aan ten grondslag liggen’, aldus De Zeeuw. Weer een andere strategie kan zijn halffabrikaten in lagelonenlanden te laten vervaardigen om er vervolgens op de thuismarkt een eindproduct van te maken. ‘Het heeft met zoveel verschillende indicatoren te maken. Dat verschilt per bedrijf.’

Juist dat maakt het des te complexer om de reshoringtrend goed te duiden, verduidelijkt De Zeeuw. Tijdens het webinar dat Oost NL hield, waren diverse ondernemers enthousiast. Zij toonden veel interesse in rekenvoorbeelden en gepresenteerde scenario’s van een voorbeeldbedrijf. ‘Dat bepaalde ondernemers met dit thema bezig zijn, daar ben ik van overtuigd. Al zie je op dit moment nog weinig concrete voorbeelden, maar dat heeft ook te maken met de huidige coronatijd. Grote bedrijven zitten op dit moment nog in de overlevingsmodus.’

Helder signaal

Buck Consultants International (BCI) bracht eind oktober eveneens een publicatie over dit thema onder de aandacht. ‘Hoe groot de trend van decentralisatie/reshoring daadwerkelijk gaat worden moet nog duidelijk worden. Een helder signaal is wel, vanuit BCI’s eigen praktijk in het werken met internationale bedrijven aan de optimalisatie van productieketens, dat veel bedrijven momenteel projecten initiëren om decentralisatiescenario’s in detail te analyseren en te beoordelen.’

Dat biedt dus ook kansen voor Nederland om nieuwe industriële investeringen aan te trekken. Volgens BCI zijn met name onderstaande voorbeelden kansrijk:

  • high-end productieactiviteiten die nauw verbonden zijn aan R&D-activiteiten en die direct aansluiten bij specifieke kennisclusters in Nederland;
  • productieactiviteiten met een hoge automatiseringsgraad, vanwege de lagere afhankelijkheid van de factor arbeid;
  • projecten waarin bedrijven de productieketen willen differentiëren, bijvoorbeeld door basisproductie in Azië te houden en de laatste productiestap juist zo dicht bij de markt als mogelijk te doen (onder andere finale-assemblage, klantspecifiek maken, testing) en direct te verbinden met de distributiestructuur in Europa.

De Zeeuw vult aan dat het gezien die kansen verstandig is om de reshoringtrend in de smiezen te houden. ‘Gemeenten doen er verstandig aan om op lokaal niveau in kaart te brengen welke plannen leven bij de maakindustrie, zodat je daar in de ruimtelijke planning rekening mee kunt houden.’ Vrees voor ‘vieze werkgelegenheid’ hoeft er niet te zijn. ‘Productie die teruggebracht wordt, zal schoon zijn, gericht op digitalisering en robotisering. Lokaal kunnen zulke bedrijven, juist op het moment dat een economische crisis op ons afkomt, toch een boost geven aan de werkgelegenheid.’

Ook het adviesrapport van de SER gaat in op de rol van overheden. ‘Als bedrijven besluiten om productie naar Nederland terug te halen, dan kan de overheid dit faciliteren door voorwaarden te scheppen die passen binnen het beleid om het verdienvermogen te versterken. Daarbij zal de overheid zich met name moeten richten op het opleidings- en kennisniveau van de beroepsbevolking. Het is van cruciaal belang dat er voldoende kennis en expertise beschikbaar is in Nederland gezien het toenemende belang van digitalisering, automatisering en robotisering.’

Tegelijkertijd wordt een duidelijke winstwaarschuwing afgegeven. De verwachtingen rond reshoring moeten niet te hooggespannen zijn, benadrukt het rapport. ‘Reshoring kan onder bepaalde voorwaarden banen opleveren, maar de omvang ervan is gering en de teruggehaalde productieactiviteiten zijn vaak sterk geautomatiseerd of gerobotiseerd.’

Bron: Edward Doelman, Bedrijventerreunen Magazine
22 maart 2021

 

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI