Innovatiedistricten zijn in opkomst. Deze binnenstedelijke, gemengde gebieden met een duidelijk innovatieprofiel kunnen veel meerwaarde bieden, maar dan moeten de randvoorwaarden wel op orde zijn. Dat bleek tijdens een webinar door BCI in samenwerking met Stadszaken en de vakbladen ROm, en BT.

Scienceparken en campussen hebben zich inmiddels bewezen als succesvolle concentratiepunten van innovatie en economische ontwikkeling. Deze parken zijn vaak gelieerd aan een universiteit of groot multinationaal bedrijf, kenmerken zich door een monofunctionele samenstelling en zijn gelegen aan de rand van de stad. Het talent blijft echter óók de stad opzoeken, en daar ontstaan kansen voor een nieuw type stedelijke innovatie-omgeving: het innovatiedistrict. Binnenstedelijk, met een combinatie van functies, niet gedomineerd door een universiteit, academisch ziekenhuis of groot R&D-centrum en met een mix van kleine en grote bedrijven.

Vooral in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië zijn er veel succesvoorbeelden en ook in Europa is deze vorm van clustering in opkomst. In de komende vijf jaar zullen in Nederlandse steden tien tot twintig nieuwe initiatieven voor innovatiedistricten ontstaan, zo spiegelden Paul Bleumink en René Buck van BCI de deelnemers aan het webinar voor. ‘Innovatie staat of valt met de aanwezigheid van talent, dat in nauwe onderlinge samenwerking tot nieuwe producten, technologieën en platformen komt. Talent is stedelijk georiënteerd, dus is het ook logisch dat er meer stedelijke innovatie-omgevingen worden ontwikkeld’, zegt Bleumink.

Succesfactoren

Dat betekent echter niet dat elke gemeente of ontwikkelaar een gebied op de kaart kan aanwijzen en daar een innovatiedistrict kan inrichten. Er zijn een aantal duidelijke randvoorwaarden te identificeren. Zo moet de clustering van bedrijven aansluiten bij het al bestaande DNA en er moet een goede mix van functies aanwezig zijn in het gebied. Buck en Bleumink presenteerden tijdens het webinar achttien succesfactoren, verdeeld over economische assets (bijv. soorten bedrijven en sectoren), fysieke assets (bijvoorbeeld typen omgevingen en gebouwen, bereikbaarheid), netwerk assets (m.n. innovatieprogramma’s, ontmoetingsplaatsen) en algemene voorwaarden (o.a. visie, organisatie, branding).

‘Er is een gemeenschappelijke basis nodig, vaak met een zekere technologiefocus. Als dat onderscheidend vermogen er – in potentie – niet is, wordt het begrip al snel een lege huls. Maar als je het goed oppakt, is er een interessante kans voor versterking van de stad, waarbij functies gecombineerd worden tot echte win-win combinaties. En waarbij innovatie in bedrijven een injectie krijgt’, aldus Bleumink en Buck. Gemakkelijk is het echter niet, stellen de adviseurs. ‘Kritische massa moet zich ontwikkelen. De basis moet op orde zijn, maar het vraagt ook om langjarige inspanning. Een weg van bloed, zweet en tranen.’

Tijdens het webinar bleek dat inspiratie voor innovatiedistricten vooral moet komen vanuit de Angelsaksische wereld. Een bekend voorbeeld vinden we in de Amerikaanse stad Cambridge, vlakij Boston. Hier hebben zowel techreuzen als Amazon als de toonaangevende universiteit MIT zich gevestigd in een stedelijke omgeving. De gentrificatie van het gebied heeft geleid tot een florerend innovatie-ecosysteem, maar tegelijkertijd ook tot torenhoge huren waardoor het voor bijvoorbeeld studenten vrijwel onbetaalbaar wordt om er te wonen. Andere voorbeelden zijn de Amerikaanse steden St. Louis, dat zich op de kaart zet met een innovatiedistrict rondom de life sciences en genomics, en Seattle. In Londen is er het kenniscentrum rondom het station Kings Cross.

Duidelijke focus

Ook in Nederland ontstaan de eerste innovatiedistricten. Volgens René Buck is Strijp-S in Eindhoven een ‘innovatiedistrict avant-la-lettre’, met 700 bedrijven uit de creatieve sector die zich op een oud Philips-terrein hebben geconcerteerd. In Den Haag wordt gewerkt aan het Central Innovation District. In dit gebied, dat de driehoek tussen de drie stations Den Haag CS, Holland Spoor en Laan van NOI beslaat, concentreren zich bedrijven op het snijvlak van beleid, veiligheid en ICT. Door een duidelijke focus en samenwerking tussen publiek en privaat gaat fysiek-ruimtelijke ontwikkeling hier hand in hand met economische ontwikkeling. Buck wijst ook op de ontwikkeling van een nieuw gebied in Ede, vlak bij het station Ede-Wageningen. De mede-naamgever van dit station, universiteitsstad Wageningen, heeft een campus waar wetenschapsgeoriënteerde bedrijven de nabijheid van de universiteit zoeken. ‘Door in Ede juist meer bedrijvigheid in de toegepaste sfeer te ontwikkelen, kun je een heel mooie combinatie maken’, zegt Buck.

Een aantal deelnemers aan het webinar vroeg zich af of innovatiedistricten alleen zijn weggelegd voor grotere steden. Volgens Buck liggen ook in kleinere gemeenten kansen om een bijdrage te leveren, mits er voldoende succesfactoren aanwezig zijn. Een voorbeeld is de Automotive Campus in Helmond, die zich manifesteert met een duidelijk innovatief profiel dat aansluit bij het al aanwezige DNA. Tegelijkertijd profiteert Helmond van de nabijgelegen innovatieve bedrijvigheid in Eindhoven.

Nabijheid blijft cruciaal

Grote vraag is op dit moment of de door Buck geschetste, noodzakelijke nabijheid op fysiek en economisch gebied ook houdbaar is in een anderhalvemeter-samenleving. De recente Rabobank-analyse dat regio’s als Metropoolregio Amsterdam en Brainport Eindhoven, die tot nog toe profiteren van cluster- en agglomeratievoordelen, het grootste slachtoffer worden van de door de coronacrisis noodzakelijke ‘social distancing’ noemt Buck onzin. ‘De trend dat bedrijven meer samenwerken met andere partijen om R&D en innovatie te versnellen, is onomkeerbaar. Natuurlijk kan social distancing een tijd lastig zijn. Maar behoren tot een zelfde cluster wordt bevorderd door in elkaars omgeving te zitten. Niet alleen geografisch, maar ook met ‘likeminded’ mensen die tot het zelfde ecosysteem behoren, samen werken aan innovatieve oplossingen en bijvoorbeeld kennisinstellingen gezamenlijk aanzetten tot gerichte onderzoeks- en valorisatieprogramma’s. Dat is veel meer dan twee gebouwen naast elkaar.’

Bron: Stadszaken
22 april 2020

 

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI