De goede economische uitgangspositie van Nederland is niet vanzelfsprekend, gezien de kleine thuismarkt, achterblijvende R&D-investeringen en snelgroeiende concurrentie. Nationaal topsectorenbeleid en regionaal innovatiebeleid moeten nog beter op elkaar inspelen. De regio’s dienen bovendien te investeren in groeifacilitators zoals human capital, toplocaties, start-up en doorgroeibegeleiding en acquisitie van buitenlandse technologie-bedrijven. Daarbij mag niet worden vergeten dat elke regio haar eigen innovatie-opgave heeft, omdat de huidige innovatie-prestaties en het innovatiepotentieel nu een maal per regio verschillen.

Dat was kort samengevat de indringende boodschap die Berry Roelofs, principal consultant bij Buck Consultants International, de aanwezigen bij het drukbezochte Buck Consultants International-debat over Topsectoren & Regio mee gaf. Roelofs erkende de betere aansluiting van regio’s op de topsectoren, maar zag ook nog volop mogelijkheden voor verbetering: “In het identificeren van internationaal écht onderscheidende niches hebben we nog een slag te maken. Nu het innovatie- en financieringsinstrumentarium is uitgebreid, is er een substantiële inspanning nodig om nog méér MKB-bedrijven te laten innoveren. En ten derde is bij de Netherlands Foreign Investment Agency en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen weliswaar meer aandacht voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven, maar deze zogenaamde pro-actieve of strategische acquisitie moet nog echt op stoom komen.” Meer dan de EZ Gedeputeerden Scheffer (Gelderland) en Pauli (Noord-Brabant) aangeven, ziet Roelofs mogelijkheden voor intensievere samenwerking tussen regio’s. “We hebben in Nederland tal van aanjaagorganisaties. Van oudsher de regionale ontwikkelings-maatschappijen, maar ook economic boards, innovatiecampussen en cluster-organisaties. Voor de actieradius van bedrijven spelen provinciegrenzen geen enkele rol. Dus is opschaling van bedrijvennetwerken en gezamenlijke business- en marktontwikkeling geboden. Gezamenlijk optrekken is méér dan elkaar niet tegenwerken”, aldus Roelofs.

Eigen opgave

Roelofs presenteerde een infographic waarin op basis van secundaire bronnen de innovatieprestaties, het innovatiepotentieel van regio’s en de provinciale uitgaven aan economische stimulering met elkaar worden vergeleken.

Duidelijk is dat provincies onderling verschillende uitgangsposities hebben. Sommige regio’s hebben meer potentieel dan daadwerkelijk gescoord wordt op innovatieprestatie-indicatoren (voorbeeld: Zuid-Holland). Andere regio’s, zoals Noord-Brabant en Limburg doen het momenteel goed, maar de potentieel-indicatoren geven een 'winstwaarschuwing'.

Aanjagen

Roelofs benoemde vijf groei-facilitators: “Versterking van de kwaliteit van de beroepsbevolking blijft cruciaal. Maar ook het uitbouwen van toplocaties (zoals campussen) als knooppunten in ecosystemen is van belang. Campussen hebben immers bewezen een goede innovatie-omgeving te bieden. Het ontwikkelen van markten, waarin ook Nederlandse overheden met bij voorbeeld proeftuinen een rol kunnen vervullen, is een derde element. In het verlengde daarvan ligt internationalisering, waartoe ik exportondersteuning en intensivering van acquisitie reken. Last but not least, de start-ups en scale-ups. Terecht staan startende ondernemers volop in de schijnwerpers, maar de doorgroei van start-ups tot scale-ups, die nu eenmaal meer tijd en moeite kost, vindt nog onvoldoende plaats.”

Thema's

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI