Jarenlang was het adagium: vrachtvervoer per spoor binnen Nederland loont niet. Het tegendeel is echter waar. Op maar liefst vier plaatsen (Venlo, Tilburg, het Westland, Sittard-Geleen) is Buck Consultants International betrokken bij railinitiatieven en - wie weet - komen er aan de (eventuele noordtak van) de Betuweroute ook nog overslagpunten.

Bij de realisering van een (uitbreiding van een) spoorterminal zijn drie fasen te onderscheiden. De eerste fase betreft visievorming en een eerste verkenning van goederenstromen en effecten; in de tweede fase staan markthaalbaarheid en gedetailleerde maatschappelijke en economische effecten centraal. De derde fase omvat financiering en implementatie. We illustreren de 3 fasen met telkens 2 BCI-opdrachten.

Fase 1: Visie/verkenning

Buck Consultants International onderzoekt in opdracht van onder meer de Provincie Zuid-Holland de kansen om het vervoer per spoor van versproducten, Greenrail verder te ontwikkelen. Paul Bleumink, managing partner BCI: “Er is een potentie om 23 verstreinen per week te organiseren vanuit de ruime Rotterdamse regio naar Duitsland, Italië, Spanje en Polen/Rusland. Maar de doorlooptijden en prijzen zijn nog niet concurrerend genoeg”. Omdat een groeiend aantal partijen de stap van weg- naar spoorvervoer wil maken is een verdere verkenning van een werkbaar concept (welk materieel, sneller beladen van treinen, samenwerking tussen terminals, etc.) nodig. Het Havenbedrijf Rotterdam vroeg Buck Consultants International de economische effecten van een mogelijke Noordtak van de Betuweroute via een quick scan in kaart te brengen. De Noordtak loopt vanaf de Betuweroute in Zevenaar via een nieuw ‘dedicated spoor’ naar Twente en dan Duitsland in. Afhankelijk van de te kiezen variant gaat het om ongeveer 75 kilometer nieuw spoor. Aanleg van een nieuwe Noordtak is natuurlijk duurder dan het verbeteren van bestaand spoor (ca. 900 mln euro extra), maar de jaarlijkse te behalen economische effecten zijn 15 tot 45 miljoen euro groter en liggen m.n. op het gebied van sneller en betrouwbaarder goederenvervoer van en naar de haven van Rotterdam. “Daarbij komt dat er veel minder mensen hinder ondervinden van het goederenvervoer per spoor via deze nieuwe Noordtak dan via bestaand spoor. Lastig in euro’s uit te drukken, maar in een maatschappelijke discussie zeer relevant”, aldus Kees Verweij, principal consultant BCI.

Fase 2: Markthaalbaarheid

Bij de aanleg van de Betuweroute speelde al de discussie over een grootschalig railoverslagpunt Valburg. Dat is er tot nu toe niet gekomen, maar nu willen enkele ondernemers toch een kleinschaliger overslagpunt realiseren. Marktpotentie en voordelen/spin-off voor het bedrijfsleven zijn daarbij belangrijke vragen, en de cruciale vraag is of er voldoende bedrijvigheid in de regio is/zal komen om een dergelijke investering rendabel te maken. Een tweede voorbeeld is de mogelijke spoorontsluiting van VDL Nedcar in Sittard-Geleen. Jarenlang was het bij de toenmalige Japanse automobielfabriek in Zuid-Limburg kommer en kwel, maar door de overname door VDL en het fraaie contract met BMW om Mini’s te bouwen, staan de sterren nu veel gunstiger. Voor m.n. de afvoer van auto’s bestaat bij VDL/BMW een voorkeur voor een nieuw aan te leggen spoorverbinding naar het hoofdrailnet. Maar omvang, exploitatiemodel van de terminal en inpassing in een bredere gebiedsontwikkeling moeten nog uitgewerkt worden.

Fase 3: Financiering en implementatie

Eén van de onderdelen binnen de herontwikkeling van de Tilburgse spoorzone is de ombouw van het (voormalig) Campina-terrein tot nieuwe Railport Brabant. Versteijnen werkte met ondersteuning van BCI een businessplan uit voor Railport Brabant. Trade Port Noord Venlo zoekt momenteel partijen voor de ontwikkeling en exploitatie van een nieuw spoorterminal van vijftien hectare. De aanbesteding van het project is onlangs in gewijzigde vorm gepubliceerd. Oorspronkelijk zou die procedure in mei al beginnen, maar na ‘een dialoog met marktpartijen’ is de procedure opnieuw opgestart. Volgens Trade Port is er niet gesleuteld aan de basisopzet, maar is er wel ‘een slimmere oplossing’ gevonden voor het aankomst- en vertrekspoor van de railterminal. BCI heeft de nodige expertise ingebracht in dit proces. De spoorterminal is gepland op het grondgebied van de gemeenten Horst aan de Maas en Venlo aan de zuidzijde van de spoorlijn Eindhoven-Venlo.

Thema's

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI