Ondanks alle digitale mogelijkheden en online contacten blijken dagelijkse face-to-face contacten cruciaal voor het functioneren van bedrijven en hun medewerkers. Die contacten komen eenvoudiger tot stand in een stedelijke omgeving (combinatie immers van nabijheid en grote aantallen mensen en bedrijven), hetgeen één van de verklaringen is voor de toenemende trek naar steden.

Stedenbouwkundigen en planologen buigen zich over de vraag hoe moderne vestigingsmilieus kunnen worden ingericht, die de interactie tussen bedrijven/mensen onderling uitlokken en versterken. Rob van Engelsdorp Gastelaars & David Hamers1) maakten al bijna tien jaar geleden een nuttig onderscheid tussen interactie waarbij het uitwisselen, opbouwen en toepassen van ingewikkelde kennis aan de orde is (zgn. sparring relaties) en daarnaast interactie gericht op het vormen en uitbouwen van relatienetwerken (socializing relaties). De hiervoor te ontwerpen interactiemilieus zijn volgens Maurits de Hoog2) ruimtelijke omgevingen met voorzieningen voor ontmoeting en voor uitwisseling van personen, goederen, kapitaal en/of informatie.

Anders dan de reguliere bedrijventerreinen en woonwijken kennen interactiemilieus sterk wisselende groepen gebruikers en gespecialiseerde faciliteiten. Een eerste observatie suggereert weinig nieuws. We kennen Wall Street en the City in Londen toch al decennia? Maar een verdere koppeling aan economische specialisaties is spannend. Met andere woorden, welke interactiemilieus kunnen helpen om economische specialisatie en clusterontwikkeling te bevorderen?

Er zijn vijf niveaus waarop interactiemilieus kunnen worden bekeken. Het gebouwniveau waarin ontmoetingsruimtes en horecafaciliteiten in kantoorkolossen langzamerhand standaard zijn. Het gebiedsniveau waarin met herkenbare entrees, levendige pleinen en hoogwaardige verbindingen wordt getracht de interactie te bevorderen. Daarnaast zijn er nog het (groot)stedelijke, het Randstad/ metropoolniveau en het internationale grensoverschrijdende niveau (bijv. Rand- stad-Brussel/Antwerpen-Ruhrgebied).

Op welk niveau je ook kijkt, het gaat altijd om stromen (personen, goederen, informatie) en knooppunten. De knooppunten zijn de interactiemilieus in optima forma, of het nu de nieuwe HST-stations zijn, luchthaventerminals of de science parks en innovatiecampussen.

Vraag is of de koppeling van interactiemilieus met economische clusters kan leiden tot meer innovatie en economische specialisatie. Ik denk van wel, maar dan moeten steden nagaan waar ze economisch echt goed en onderscheidend in zijn. Die specialisatie is nodig omdat de concurrentie internationaal en fors is. Specialisatie betekent verder gaan dan containerbegrippen als ‘high tech’, ‘food’ en ‘health’. Neem Eindhoven, dat zich profileert als high tech stad. Binnen het brede terrein van high tech speelt Eindhoven op wereldschaal slechts een zeer bescheiden rol, maar op de specialisatie ‘low volume, high complexity systems’ (denk aan de apparatuur om chips te maken van ASML en de MRI-scanners van Philips) is de Brainport regio écht goed. De nieuw te ontwikkelen Brainport Industries Campus (géén R&D-campus) probeert een vernieuwend high tech-interactiemilieu voor met elkaar samenwerkende toeleveranciers te creëren, met bijvoorbeeld gemeenschappelijke productiefaciliteiten. Een mooi voorbeeld van een nieuw interactiemilieu gekoppeld aan economische specialisatie.

Stedenbouwkundigen, planologen en economen zullen de komende jaren een antwoord moeten vinden op het volgende dilemma: moeten we gaan voor (monofunctionele), op één economische sector gespecialiseerde interactiemilieus of juist voor economisch brede, multifunctionele milieus? Wat de keuze ook wordt, één ding weten we nu al zeker: er zal flexibiliteit in concepten en bestemmingsplannen worden gevraagd.

1) Rob van Engelsdorp Gastelaars & David Hamers (2006), De nieuwe stad - stedelijke centra als brandpunten van interactie.
2) Maurits de Hoog (2012), De Hollandse Metropool.

Thema's

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI