Als je op een zaterdagochtend in het FD leest over de verwikkelingen rond het door SNS gefinancierde Belval-project in Luxemburg en ’s avonds de eerste aflevering ziet van de tv-serie ‘De ontmaskering van de vastgoedfraude’, dan besef je opnieuw hoe dicht fictie en werkelijkheid in de vastgoedsector elkaar zijn genaderd. Het alleen maar vertellen van de waarheid is al voldoende voor een tv-serie, je hoeft er niet meer zo veel bij te fantaseren. En de munitie stapelt zich op voor vervolgseries. Wat te denken van de series ‘Het grote ongelijk van Rudy Stroink’ of ‘Vestia en de verdwenen derivatenmiljarden’? En wanneer komt FD-journalist Vasco van der Boon met een nieuwe vastgoedseller, nu over SNS?

Je kunt er boos, cynisch of vrolijk over zijn, feit is dat de in de media breed uitgemeten perikelen de bouw- en vastgoedbranche geen goed doen. Het was in de afgelopen tientallen jaren ondenkbaar dat in een zo’n serieuze crisis als de huidige, niet een stimuleringspakket voor de bouwsector zou zijn ontwikkeld. Premiekoopwoningen, renovatiestimulansen, subsidies op energie-investeringen in woningen werden uit de kast gehaald om de bouw weer aan de praat te krijgen. En nu? Oorverdovende stilte vanuit Den Haag, ondanks de smeekbedes van brancheorganisaties. Erger nog, de bouw- en vastgoedsector zitten in het verdomhoekje (denk aan bijvoorbeeld verhuurdersheffing). Het regeerakkoord is voor de woningmarkt ronduit rancuneus. De Masserati van Erik Staal stond de heren Rutte, Blok, Samsom en Dijsselbloem tijdens de kabinetsformatie helderder op het netvlies dan het volkshuisvestingsbelang van honderdduizenden Nederlanders.

Terug naar de basis lijkt de enige richting. De branche zal iedereen ervan moeten overtuigen dat het simpele woongeluk van de Nederlanders, het leuk winkelen in het centrum van de stad en een veilige en aangename werkomgeving centraal staan. En dat moet ook de reden zijn voor de ministers Blok, Schultz en Kamp om de handen ineen te slaan. Bij een welvarend land past geen – grotendeels door de overheid zelf veroorzaakte – bouwstagnatie.

Ook gemeenten moeten in hoog tempo op hun schreden teugkeren. Dan maar niet – zoals Ewald Engelen schreef – een op Canary Wharf geënt financieel centrum, een van Tokio afgekeken OV-netwerk, een van Baltimore gepikte havenfrontontwikkeling, aan Berlijn ontleende broed- en vrijplaatsen, van Lille gejatte multimodale knooppunten met aanpalend vastgoedontwikkeling en woningbouw en een van New York (I love New York) geleende citymarketing.

Kunnen we de ontwikkeling van de spoorzones in de dertig grootste steden van ons land niet als keerpunt gebruiken? De ontwikkeling van spoorzones multimodale knooppunten) zijn goed vanuit mobiliteits- en milieuperspectief (meer gebruik van milieu-vriendelijk OV), stedenbouwkundige visie (in veel steden vormen de stations/ rangeerterreinen een fysieke barrière) en functioneel-economische optiek (woningen, kantoren, voorzieningen). Veel spoorzones zitten nu in een impasse, de middelen ontbreken om projecten met een onrendabele top toch te realiseren. Maar als we de spoorzones prioriteit geven profiteert de forens, de starter op de woningmarkt en de expanderende zakelijke dienstverlener, die merkt dat gemeenten vrijwel alleen nog maar hier kantoornieuwbouw toestaan. Een omvattend pact met concrete doelstellingen te realiseren in vier jaar. Met alleen maar winnaars (gebruikers van die gebieden, bouwsector, bestuurders), tegen beperkte extra kosten. Doen!

Thema's

Er zijn geen gerelateerde thema's gevonden

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI