De internationale concurrentiepositie van Nederland voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven was goed. En toen kwam de coronacrisis, blogt René Buck. Wat betekent dat voor de vestiging van buitenlandse bedrijven op korte én op middellange termijn?

In februari maakte de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) fraaie resultaten bekend over het aantrekken van buitenlandse projecten in 2019. Daarbij gaat het om nieuwe of uitbreidende vestigingen van Amerikaanse, Aziatische en Europese bedrijven (niet om internationale investeerders in vastgoed).

Samen met het Invest in Holland Network (waarin regionale ontwikkelingsmaatschappijen en de grote steden) werden bijna vierhonderd projecten ‘gescoord’, met een investeringsvolume van ruim 4 miljard euro, resulterend in veertienduizend directe banen (in de eerste drie jaar). Een geweldig resultaat.

Goede internationale positie

De internationale concurrentiepositie voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven bleek pre-corona goed: gunstige geografische ligging, prima bereikbaarheid, gunstig belastingklimaat (ik bedoel hier niet voor brievenbusfirma’s), stevige technologische basis en een gevarieerde arbeidsmarkt met weliswaar relatief hoge lonen, maar ook een stabiel arbeidsklimaat.

Krimp nieuwe vestigingen

En toen kwam de coronacrisis. Wat betekent dat voor de vestiging van buitenlandse bedrijven op de korte én middellange termijn? De concurrentiepositie van Nederland oogt weinig veranderd. Disclaimers zijn uiteraard de duur van de wereldwijde lockdowns én de diepte van de recessie.

Als ik afga op internationale bronnen (UNCTAD, Site Selectors Guild) en onze eigen ervaringen is een krimp van 40 à 50 procent van buitenlandse nieuwvestigingen in Nederland goed denkbaar. Bedrijven hebben simpelweg minder geld voor nieuwe investeringen en vestigingen en zullen extra voorzichtig zijn met internationale expansie als ze op hun thuismarkten stevige klappen krijgen.

‘Gelukkig’ krijgt Nederland relatief weinig ‘greenfield’ fabrieken, want daar zijn de negatieve effecten het grootst, gezien de onderbroken waardeketens van componenten, subassemblies, intermediaire producten en klantgerede eindproducten. Voor sommige landen in Centraal- en Oost-Europa, waar veel buitenlandse concerns de afgelopen jaren fabrieken openden, wordt het gelag harder.

Profiterende sectoren

Natuurlijk zijn er ook sectoren die minder last hebben van de crisis of er juist van profiteren: farmaceutische en medisch-technologische bedrijven en e-commercevestigingen. Ook de toekomst van techprojecten zoals software-ontwikkelingscentra staat vermoedelijk niet onder druk: markten veroveren, gebruikmaken van internationale tech-ecosystemen en inspelen op talent pools zijn nog immer drijvende krachten. In de afgelopen acht weken is wereldwijd de behoefte aan softwareontwikkelaars, kunstmatige-intelligentiespecialisten en bigdata-analisten nauwelijks gedaald.

En de distributiesector? Vooral partijen die de regionale en nationale markt bedienen groeien, maar nieuwe internationale bedrijven die vanuit Nederland Europa willen bedienen, zullen zich voorlopig minder vaak melden. De fysieke ruimte voor nieuwe distributievestigingen is bovendien beperkt, de arbeidsmarkt was tot voor kort krap en de stikstofdiscussies vertragen bouwprojecten.

Betrouwbaarheid logistieke ketens

Velen rekenen op re-shoring, ofwel het proces waarbij bedrijven zich met hun fabrieken vestigen in Europa, dan wel Nederland, door meer te letten op leverbetrouwbaarheid en robuuste productie- en logistieke ketens dan op productiekosten.

De afweging om zelf te blijven produceren of producten in te kopen in China versus vestiging in Europa is echter complexer dan velen denken. Niet alleen blijven de totale eindkosten voor de klant een rol spelen, maar ook de mate waarin een keten echt robuust is gemaakt. In een beademingsapparaat dat op de intensive care wordt gebruikt zitten bijvoorbeeld 650 onderdelen, die van een groot aantal toeleveranciers komen. Stel: de eindassemblagefabriek vestigt zich in Nederland, dan is de afhankelijkheid van al die componentenleveranciers niet erg verminderd.

Daarbij komt dat na covid-19 (weer) zal blijken dat de economische groei in Azië hoger is dan in Europe en Amerika, wat niet voor vestiging in de westerse wereld pleit. Covid-19 gaat – op weg naar economisch herstel – tot meer van dit soort inconvenient truths leiden, vrees ik.

Bron: René Buck in Vastgoedmarkt
mei 2020

 

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI