Planologen en stedenbouwkundigen hebben vaak het idee dat het creëren van aantrekkelij-ke werk- en woonmilieus een directe, aanzuigende werking heeft op buitenlandse bedrijven. Fout! Internationale vestigers zijn op zoek naar interessante markten, ruime beschikbaarheid van geschikt personeel, een goede internationale bereikbaarheid, aanwezigheid van dienstverleners en een gunstig belastingklimaat. Aantrekkelijke werklocaties en een hoog-waardig woon- en leefklimaat spelen bij veel locatiebeslissingen alleen een belangrijke rol op het einde van het (internationale) locatiekeuzeproces. Overigens speelt de aantrekkelijkheid van steden vooral bij kantoorvestigingen met het oog op het aantrekken van kenniswerkers. Denk aan Europese hoofdkantoren, software-ontwikkelcentra en shared services centra (op één plek geconcentreerde ondersteunende activiteiten binnen een bedrijf zoals financiën en human resources).

De aangegeven logica van een internationaal zoekproces weerhoudt veel planologen en beleidsmakers er niet van in hun documenten continue te spreken over internationaal con-currerende milieus, vaak zonder de denkwijze van de beoogde doelgroepen te kennen en/of goed zicht te hebben op de concurrerende lokaties in andere Europese steden. Een belangrijke factor in de attractiviteit van een land is het belastingklimaat, dat - logi-scherwijs - ver af staat van de dagelijkse ruimtelijke ordeningspraktijk, maar daarom niet minder zwaar weegt in vestigingsbeslissingen. Het zou zo maar kunnen dat veel lezers van ROmagazine hoofdschuddend de krantenkoppen over de Panama Papers hebben gelezen en snel zijn doorgebladerd. Toch is het de moeite – ook voor ruimtelijke ordenaars- hier beter in te duiken.

Nederland heeft een vennootschapsbelastingtarief van 25% op de winst. Dat is lager dan België (34%), Frankrijk (33%) en Duitsland (30%), maar hoger dat het Verenigd Koninkrijk (20%) en Ierland, de grote Europese uitzondering met 12,5%. Nederland heeft echter ook door de Tweede Kamer goedgekeurde, additionele belastingfaciliteiten, die Nederland fiscaal aantrekkelijk maken.

Ons land kent allereerst met zo’n 100 landen officiële belastingverdragen, gericht op het voorkomen van dubbele winstbelasting. Met andere woorden een dochtervestiging van een Amerikaans bedrijf hoeft - nadat in Nederland winstbelasting is betaald - niet ook nog eens in de VS belasting te betalen over diezelfde winst (zgn. deelnemingsvrijstelling). Volkomen legaal.

Een tweede fenomeen zijn de tax rulings, schriftelijke verklaringen van de fiscus hoe belas-ting wordt geheven. Neem een Europees distributiecentrum van een Japans bedrijf. Dat brengt goederen uit Azië naar een distributiecentrum in bijvoorbeeld Brabant en van daaruit worden de goederen verder getransporteerd naar warehouses of winkels in Europa. In dat distributiecentrum wordt sec geen winst gemaakt, maar toch moeten ze - terecht - belasting betalen. In die tax rulings wordt afgesproken op welke wijze belasting wordt geheven en Nederland doet dat handig en duidelijk en daar houden buitenlandse investeerders van. Ook hier is sprake van een volkomen legale werkwijze.

Nederland heft verder geen belasting op royalty’s. Wat doen vervolgens bedrijven als Star-bucks, maar ook rockbands als U2 en The Rolling Stones? Een in Nederland gevestigde dochter-bv betaalt royalty’s aan een dochtervestiging van het zelfde bedrijf in Engeland, waardoor de totale belastingrekening lager uitkomt. Opnieuw volkomen legaal.

Verder heft Nederland - ter stimulering van R&D - minder belasting op de winst die bedrijven maken met producten en diensten waarop ze bijvoorbeeld een octrooi hebben (geldt overigens voor alle – ook Nederlandse – bedrijven). Ook deze zogeheten innovatiebox is volkomen legaal.

Excuses voor deze korte cursus ‘belastingen voor internationale bedrijven’, maar ik vrees dat in de aankomende parlementaire mini-enquête en de oplopende publieke verontwaardi-ging over de Panama Papers het onderscheid verloren gaat tussen legale belastingafspra-ken en terecht te bestrijden, illegale belastingontduikroutes via exotische (ei)landen als de Kaaiman-eilanden, Bermuda en Panama. Ik ben overigens niet zo naïef om te denken dat er geen grijze gebieden zijn in de huidige belastingregelgeving, en dat bedrijven daarvan proberen te profiteren.

De Europese Commissie vindt dat de belastingen in Europa snel geharmoniseerd moeten worden. Maar waarom eigenlijk? We kennen tussen EU-lidstaten verschillen in energieta-rieven, loonkosten, prijzen voor bedrijventerreinen, subsidies voor R&D, kosten van levens-onderhoud, etc. dus zijn verschillen in (legale) belastingheffingen toch niet zo raar? Natuurlijk kan de Nederlandse regering besluiten de hier genoemde belastingvoordelen te herzien. Wie echter denkt dat de vestiging in Nederland van de ongeveer 10.000 echte buitenlandse bedrijven (en dus niet de 14.000 lege brievenbusfirma’s) waar nu maar liefst 900.000 men-sen werken, alleen te danken is aan onze Europese ligging, de hoog opgeleide beroepsbe-volking en die geweldige ‘internationale concurrerende woon- en werkmilieus’ slaat de plank volkomen mis. Een zorgvuldig belastingdebat, waarbij het kind niet met het badwater wordt weggespoeld, is van groot belang voor de aantrekkelijkheid van onze steden als vestigings-lokaties!

Meer weten over dit item?

Ontvang nieuws van BCI